We mogen Dexter Gordon gerust beschouwen als een groot jazzmuzikant. Met zijn meter vijfennegentig torende hij boven zijn collegaâs uit. De tenorsax leek in zijn handen een speelgoedtoeter. Een speelgoedtoeter die weliswaar wonderbaarlijke klanken de lucht inblies. Hij begon in jaren veertig bij Lionel Hampton maar ging snel zijn eigen weg. Op die weg kwam hij Louis Armstrong tegen maar ook heel wat jonge vlegels die hem in contact brachten met de prille bebop. Begin jaren vijftig speelde hij zowel aan de east als de west coast.
Zo ontweek hij handig de kunstmatige barriere die Bop in die tijd verdeelde. Met verdovende middelen sprong hij iets minder handig om. Het duurde tot een goed stuk in de jaren zestig vooraleer hij de deur van de ontwenningskliniek achter zich kon dichtslaan. Zijn saxspel had er niet onder geleden, het was zelfs beter als voorheen. Hij toerde druk rond in de VS en kwam vaak langs in Europa.
Uiteindelijk hield hij er in Stockholm zelfs een vaste stek op na. In de verenigde staten bleef de erkenning niet uit en Dexter ontving heel wat prestigieuze prijzen. Maar ook een tweede huwelijk liep vast in de fjorden. Ditmaal greep hij dan maar naar de fles. Kort daarop liep de cineast Bertrand Tavernier hem tegen het lijf. Hij zocht geschikte acteurs voor zijn film âround midnightâ. Betrand twijfelde geen minuut. Dexter was geknipt voor de rol van een aan lagerwal geraakte jazzmuzikant. Met deze film trok Dexter zich op uit het moeras dat zijn privéleven was geworden en hield er overigens een oscarnominatie aan over.
Als één van de aanvoerders van de hard bop kon hij wild tekeer gaan in aggressieve duetten en duels. Maar als het op ballads aankomt, speelde hij vaak nog hardvochtiger maar ook zachter. De meerwaarde die hij aan zijn melodieën schonk, vond hij in zijn eigen ervaringen.
9/10